Voor al deze aspecten van cultuurbeleven is onze stad altijd een fantastisch vruchtbare bodem gebleken.
Er zijn drie pijlers waarop het Lierse cultuurleven traditioneel steunt. De eerste pijler is het bloeiende verenigingsleven dat zeer laagdrempelig en open functioneert.
De tweede pijler zijn de beide academies, die van beeldende kunsten en die van mu- ziek, woord en dans. Zij zijn voorbeelden in het Vlaamse landschap van het deeltijds kunstonderwijs. Velen benijden ze ons. Bovendien zijn ze uitstekend geplaatst cultuur- beleving over te brengen aan hun leerlingen en cursisten. Ze ondersteunen daarenboven de stad bij de organisatie van talrijke evenementen.
De derde pijler is de eigen cultuurdienst van onze stad, met het cultureel centrum, de musea, de bib, het archief, en een aantal vzw’s die nauw aanleunen en ondersteund worden in de gemeentelijke begroting.
Toen ik in 1989 schepen van cultuur werd, bestond onze cultuurdienst uit een handvol medewerkers en was van een cultureel centrum geen sprake.
Van de drie actuele pijlers van het cultuurbeleven in onze stad, stond alleen het verenigingsleven goed overeind. De beide academies sluimerden en trokken zich uitsluitend terug op hun kerntaak, hun onderwijsopdracht. De eigen stadsdiensten waren gebetonneerd binnen hun enge wettelijke opdracht: biliotheek-en archiefwezen organiseren. De beide stedelijke musea die de stad toen al rijk was, lagen onder het stof, bij gebrek aan enige visie.
Bijna drie decennia later ziet het culturele landschap er helemaal anders uit. De pijlers zijn gebleven maar de accenten liggen anders. Alle initiatieven zouden in principe toegankelijk moeten zijn voor elke Lierenaar.
Misschien blijft dit laatste nog de grootste uitdaging: ervoor zorgen dat cultuur en kunstonderwijs voor iedereen bereikbaar is. Lidgelden of toegangsprijzen, en een eventueel kostelijke uitrusting mogen geen drempels opwerpen. Moeten we deze toegankelijkheid als beleid niet meer bewaken?
Het is ook heel erg belangrijk dat onze academies de hand reiken naar het leerplicht- onderwijs door het inrichten van cultuurklassen waar aan scholen een alternatief wordt geboden voor bos-en zeeklassen, en waar inspanningen worden gedaan om leerkrachten uit basis-en secundair onderwijs te ondersteunen in het cultuur- en muziekonderwijs.
Nu zien we immers te vaak dat alleen kinderen die thuis kennismaken met kunst en cultuur, het ook echt blijven beleven. Vele anderen leren kunst en cultuur nooit kennen, en zien daardoor kansen verloren gaan. Het staat natuurlijk buiten kijf dat de infrastructuur, nodig om de cultuurinitiatieven te ontplooien, de verantwoordelijkheid is van de (lokale) overheid.
In Lier werd in het begin van de jaren negentig een nieuwe polyvalente zaal omgevormd tot cultuurcentrum uit opportuniteit, maar een schot in de roos is dat nooit gebleken. Het centrum heeft altijd technische mankementen gehad. Nu is het tijd om het geweer definitief van schouder te veranderen. Een nieuwe zaal is aan de orde: grondige renovatie of nieuwbouw dringen zich op. Dit wordt wellicht een van de grote investeringen voor de volgende bestuursperiode.